Gisteren, dinsdag 25 april, was dan het moment waarvoor we hier gekomen waren: de Mont Ventoux op de fiets beklimmen.
Zaterdagavond aangekomen in Malaucène, een schattig plekje in het zuiden van Frankrijk. In een mooi huisje tussen allemaal bergen verblijven we een week met een deel van de familie. Zondag ontbeten we met croissants, stokbrood, sapjes en koffie. Die middag werd ons eerste fietstochtje al gemaakt. Heerlijk in een 20 graden zonnetje een beetje klimmen en dalen. “Hey, maar dat valt mee!”, dacht ik. Het uitzicht, de stukjes vlak en bergafwaarts maakten de stukjes klimmen meer dan goed. Ik vond zelfs het klimmen leuker dan het dalen, dood eng om met zulke snelheden naar beneden te gaan (wist je dat je spierpijn in je handen kunt hebben van het remmen? Haha…)! Veel voorbereiding heb ik niet gehad de laatste maanden in Nederland, maar gezien ik vroeger door het schaatsen veel op de fiets heb gezeten en ook op fietskampen naar Limburg ging, heb ik zeker wel een beetje ervaring met heuvels. 32 kilometer in de benen, die goed aanvoelden. Ik zag de Mont Ventoux helemaal zitten!
Maandag gingen we na het ontbijt een markt in een dorp verderop bezoeken. Omdat hier ook de Mont Ventoux beklimming begon, zijn we met z’n allen in auto’s de berg opgereden. Elke kilometer zakte de moed me meer in de schoenen… My god! Het was ZO steil en ZO lang! En hoe verder we boven kwamen, hoe kouder en kaler het werd. Bovenaan trok ik aardig wit weg… “Moeten we dit morgen echt gaan fietsen?”… Ik werd gerust gesteld door de anderen, maar ik denk dat zij ‘m ook aardig in de broek deden… S’avonds hebben we aardig wat moed ingedronken tijdens veel spelletjes Weerwolven…
Dinsdagochtend zaten we al vroeg aan het ontbijt. Vandaag is de dag! Het weer zag er goed uit (rond de 17 graden), het ontbijt ging er lekker in en er hing een gezonde spanning. De fietsen werden achterop de auto gezet, er werden nog wat energiereepjes gekocht en daar stonden we dan: aan de start van de Mont Ventoux. Zeven van ons gingen de uitdaging aan: Tom, mijn vader, twee ooms, neef, tante en ik. Mijn moeder, tante en twee nichtjes gingen met de auto, volgeladen met drinken, eten en kleding, ons zoveel mogelijk proberen te ondersteunen tijdens de beklimming.
De eerste 6,5 kilometers gingen makkelijk en waren zo voorbij. Het was nog een beetje de bewoonde wereld, het was wel klimmen, maar het was nog niet super zwaar. Fijn begin, maar bang voor wat nog komen ging. Na een aantal kilometer had ik Tom, mijn oom en neef al losgelaten. Ik wilde mijn eigen fietsritme zoeken. Ik had mijn fitbit om, dus ik kon goed mijn hartslag bijhouden. Ik had mijn ademhaling onder controle en mijn ritme zat er goed in. Mijn hartslag zat steeds rond de 160-170. Mijn fiets zat vanaf het begin al in de lichtste versnelling: het was alleen maar klimmen, klimmen, klimmen. Ondanks dat je weet dat je dit 22 kilometer zal moeten doen, hoop je ergens steeds op een stukje vlak, zodat je even wat kunt herstellen. Daar kun je lang (22 kilometer om precies te zijn ;)) op wachten. Ondertussen een aantal keer aangemoedigd door de familie in de auto en langs de kant. Voor de rest was het rustig op de berg. Voor mij zag ik niets, achter me ook niet. Af en toe kwam er een fietser of auto de berg af, werd ik ingehaald of haalde ik zelf in. Ik vond de rust erg fijn in het bos, heb mijn muziek niet opgehad. Luisteren naar mijn ademhaling en een beetje om me heen kijken. Op de helft vond ik het nog steeds erg leuk en ‘redelijk makkelijk’ gaan, nog steeds bang voor wat komen ging.
En zo gingen de kilometers door en door. Eigenlijk was ik ontzettend aan het genieten. Ik had me op het ergste ingesteld en tot nu toe viel alles best wel mee. Het was zwaar, dat zeker, maar daar had ik me op ingesteld. Elke kilometer die ik verder was, was er dan ook weer één. De scherpe bochtjes en lange stukken steil die je voor je zag vielen best wel mee, als je maar bleef trappen en je ademhaling onder controle hield. Lekker op mijn eigen tempo. Op de helft at ik een energiereep (best lastig eten) en tussendoor dronk ik limonade uit mijn bidon.
De laatste 5 kilometers zouden de zwaarste zijn, heb ik me veel laten vertellen. Je komt dan langs een groot terras en vanaf daar staan er geen bomen meer, is het kouder en waait het harder. Oja, en het is wat steiler. Mijn benen voelden goed aan, mijn ademhaling was nog steeds prima. Wel fietste ik dus steeds op het lichtste verzet, wat ik een beetje eng vond, gezien het steiler werd. Ik was voorbereid op deze laatste kilometers, op het ergste voorbereid en dus viel het me een beetje mee. Het was zwaar, het was ontzettend zwaar, maar zolang ik kon blijven trappen was het voor mij goed, ik ging rond 8/9 kilometer per uur. Het is wel gek om ‘nog maar’ 5 kilometer te hoeven, terwijl je weet, daar ben ik dus nog wel 30 minuten mee bezig. Gewoon niet aan denken dus. De bordjes kwamen voorbij.. nog 4, nog 3, nog 2… “WOW, IK BEN ER GEWOON BIJNA! Waar zullen de anderen nu zijn? Ohhhh, mijn benen… Oke, hoe zwaar wordt dit nog? Hoe ga ik dit zo naar beneden? Hoe koud is het daar? Zal iedereen het halen?…” Nog 1 kilometer… en toen werd het wel ECHT zwaar. “Nog 1 kilometer en ik moet dát stuk nog helemaal?! Blijven trappen, blijven trappen… “. De wind waaide ontzettend hard, maar ik hoorde mijn familie schreeuwen. Nog een paar honderd meter. De zwaarste, maar laatste meters...
En toen was ik er gewoon! Zonder te stoppen, zonder te huilen, zonder te balen, zonder verwachtingen. Ondanks dat ik niet voor een tijd ging, mijn doel was vooral de top halen, heb ik mezelf weten te verbazen: 2 uur en 8 minuten. Mijn oom, Tom en mijn neef waren zo’n 10 minuten eerder bovenop gekomen. Direct veel kleding aangetrokken, want koud dat het was! Onze supporters waren ontzettend trots en zorgen goed voor ons. We wachtten op de rest: mijn vader, oom en tante. Ook zij hebben het alle drie gehaald. Samen warmden we op in een cafeetje vlak bij de top en vertrokken even later naar beneden op de fiets. Binnen 30 minuten stonden we weer beneden, want dat dat dalen gaat hard! Wel heel leuk om het op zo’n manier helemaal af te sluiten. Ik vind dalen niet zo leuk, maar voor mijn vader wat dat hetgeen waar ‘hij het voor had gedaan’.
En dat was het dan. Wat ben ik ONTZETTEND trots op ons allemaal! Op de fietsers én de supporters. Het is echt zo bijzonder om dit met z’n allen te doen. Terug in het huisje hebben we dan nog ontzettend genoten, verhalen verteld en geproost. Echt een dag om NOOIT meer te vergeten.
WE DID IT!!!
6 Comments
Wat goed!! Gefeliciteerd, echt een toptijd. Goed dat je ervan hebt kunnen genieten. Echt een heel andere tak dan hardlopen of krachttraining dit denk ik, maar wel gaaf. En nu nog even genieten van Frankrijk 🙂
Dankjewel! Een heeeele andere tak inderdaad! Maar toch denk ik dat mijn conditie van het hardlopen wel goed van pas kwam!
Topper!!! Super knap gedaan man! 🙂
Topper ben je! En de rest ook, heel stoer!
Wat goed zeg! Ik vind zelf dalen in de bergen ook altijd dood eng op de fiets dus ik kan je goed begrijpen!
Haha echt he? Spierpijn in mijn handen gewoon!